het geheel is meer dan de som der delen
Planten bevatten een groot palet aan stoffen die een positieve werking op onze gezondheid hebben. In eerste instantie denken we daarbij aan vitaminen, mineralen, eiwitten, koolhydraten en vetten. Maar planten produceren oneindig veel meer stofjes die op zich geen klassieke voedingswaarde hebben maar die van grote waarde kunnen zijn om gezond te blijven of te genezen van kwaaltjes en ziekte. Het zijn deze, vaak complexe scheikundige stoffen, die de geneeskrachtige werking van kruiden bepalen.
In de biologie wordt een verschil gemaakt tussen primaire en secundaire metabolieten. Stoffen die betrokken zijn bij het primair metabolisme (stofwisselingsproces van de plant), waarbij energie, koolstofdioxide en water wordt omgezet in biomassa, noemen we primaire metabolieten. Deze zijn noodzakelijk voor de groei, ontwikkeling en voortplanting van de plant. Dit zijn:
• Vetten (Lipiden)
• Suikers (Koolhydraten)
• Eiwitten (Proteïnen)
• Nucleïnezuren
Secundaire metabolieten zijn organische verbindingen die door een plant gemaakt worden, maar geen deel uitmaken van de primaire stofwisseling. De secundaire metabolieten kunnen per plantensoort zeer uiteenlopen wat betekent dat er een enorme diversiteit aan deze speciale stoffen geproduceerd worden. Op dit moment zijn er zo’n 100.000 in kaart gebracht. Van veel secundaire plantenstoffen is de functie voor de plant zelf nog niet bekend en wordt aangenomen dat het om overblijfselen van het evolutieproces gaat. Een plant kan bij veranderende weersomstandigheden of wanneer ze wordt aangevallen door dieren niet vluchten en moet teruggrijpen op andere mechanismen om te overleven. Dit doen planten door specifieke stoffen te produceren die bescherming bieden tegen bedreigende invloeden uit de omgeving en/of voor het overleven van de soort noodzakelijk zijn.
Sommige stoffen worden door de plant aangemaakt als signaalstof in de vorm van geur, kleurstoffen en smaakstoffen om bestuivers aan te trekken (monoterpenen) of om vijanden af te schrikken (tannines, iridoïden, alkaloiden). Sommige stoffen zijn zelfs giftig en voorkomen dat de plant wordt opgegeten. Andere stoffen dienen als afweer tegen ziekteverwekkers zoals bacteriën, schimmels of virussen (iridoïden, cannabinoïden). Ook beschermen sommige stoffen de plant tegen UV-straling (carotinoïden, flavonoïden, Anthocyanen), tegen verdamping (Suberine, Cutine) of dienen ze als versteviging (lignine).
Niet alleen voor de plant zelf, ook voor de mens zijn deze stoffen van grote waarde en worden al sinds oudsher ingezet als geneesmiddel of als kleur-, geur- of smaakstof. Tot de bekende stoffen met een medicinale werking behoren o.a.: slijmstoffen (koolhydraat), glycosiden, looistoffen, saponinen, alkaloïden, bitterstoffen en etherische oliën.
Niet alle secundaire plantenstoffen kunnen we zomaar tot ons nemen. Sommige ervan zijn zelfs zeer giftig. Voor al deze stoffen (ook de giftstoffen) geldt het bekende gezegde van Paracelsus “Sola dosis facit venenum“. Wat vrij vertaald betekend: alleen de dosis maakt dat iets giftig is. “ Giftige stoffen komen vooral voor in de groep van de glycosiden, alkaloïden en tannines (looistoffen).
Bij het lezen over secundaire plantenstoffen heb ik geen eenduidige indeling van deze stoffen gevonden.
Hieronder vind je een overzicht van inhoudsstoffen van planten die voor onze gezondheid interessant zijn.
Alkaloiden zijn stikstofhoudende, verbindingen. Ze zijn vanaf een bepaalde concentratie giftig voor de mens en werken in op het centrale zenuwstelsel. In zeer geringe dosis werken ze kalmerend, pijnstillend, maar ook prikkelend,
stimulerend of opwekkend. In hogere doseringen werken ze toxisch en treden verschijnselen op als overgeven , diarree, duizeligheid en in ergere gevallen krampen en vervlammingsverschijnselen. Tot de alkaloïden behoren bijvoorbeeld morfine en codeïne, die zich in het melksap van de bolpapaver (Papaver somniferum) bevinden, of atropine uit wolfskers (Atropa belladonna), cafeïne in de Koffieplant (Coffea spp.) en nicotine in tabaksbladeren (Nicotiana tabacum).
Bitterstoffen vormen gezien hun chemische struktuur, geen eigen groep zoals de glycosiden of alkaloiden. Bitterstoffen komen voor bij de monoterpenen (vluchtige stoffen), flavonoiden en alkaloiden. Het enige dat ze met elkaar gemeen hebben is hun bittere smaak en daaraan gekoppeld de werking van deze stoffen in het menselijk lichaam. Zoals de naam al zegt, smaken deze stoffen bitter en kunnen door hun stimulerende werking op de vertering, bij problemen met de maag, darm, lever en gal worden gebruikt. Ze worden ook in magenbitterbitters en andere kruidenlikören verwerkt.
Fytohormonen (plantenhormonen) zijn organische verbindingen die de groei en ontwikkeling van de plant aansturen en coordineren. Ze fungeren als boodschappers en voorzien de plant van belangrijke informatie over zijn omgeving. Omdat ze niet aan alle kriteria van echte hormonen voldoen worden ze ook wel groeiregulatoren genoemd.
Fyto-oestrogenen zijn in hun chemische structuur vergelijkbaar aan het vrouwelijke oestrogeen estradiol en kunnen de effecten ervan nabootsen. Deze effecten zijn echter zwakker dan van gewoon oestrogeen.
Glycosiden omvatten een grote groep stoffen met zeer uiteenlopende kenmerken. Wat deze stoffen echter gemeen hebben is dat er een verbindingen tussen een suiker (het glycon) en een niet-suiker (aglycon) bestaat. Het suiker dat het glycon-deel uitmaakt, kan in principe elk mogelijk suiker zijn zoals bijvoorbeeld glucose, fructose of galactose. Als het suikergedeelte glucose is, spreekt men soms ook van een glucoside. Het aglycon is een niet-suiker. De giftige of geneeskrachtige stof is altijd aan het aglycon gebonden. Een belangrijke groep glycosiden vormen de Flavonoiden.
Hars wordt gevormd in de schors en het hout van met name naaldbomen en tropische boomsoorten. Bij beschadiging van de bom treedt het hars in de vorm van taaie vloestof naar buiten en dient de boom als wondheilmiddel. Natuurharsen bestaan uit een mix van verschillende chemische substanties. De belangrijkste inhoudsstoffen zijn: harszuren, terpenen en etherische oliën.
Saponinen zijn glycosiden met zeepachtige eigenschappen die, als ze met water worden geschud, een schuimproduceren en een emulgerend effect hebben. Saponinen bestaan uit een lipofiel gedeelte (aglyon) en een hydrofiel deel (suiker) waardoor ze in staat zijn de opppervlaktespanning in water te verlagen en water en lucht tot een schuimende massa te vormen. Door deze blaasjesvorming wordt het opppervlakte vergroot en kunnen andere stofen zoals vetten, ätherische olien of lecithine met water emulgeren en suspnsies vormen. Deze eigenschap wordt in de geneeskunde ingezet om de resorptie van slecht opneembare medicijnen in het lichaam te verbeteren.
Slijmstoffen zoals zetmeel, gom en pectine Szijn polysacheriden (koolhydraten) die in de celwanden en vakuolen van de plant liggen opgeslagen. Ze houden vocht vast in de plant, geven bescherming en en dienen als reservevoedsel.
De slijmstoffen beschermen onze huid en slijmhuid tegen prikkels van buiten doordat ze er een beschermend laagje over leggen. Ze worden vooral ingezet bij ontsteking van de slijmvliezen (maag, darm en luchtwegen) en zijn ontstekingswerend en hoestendempend.
Looistoffen, ook wel tannines genoemd hebben de eigenschap dat ze een adstringerend (samentrekkend) en uitdrogende effect op de huid hebben. Doordat het weefsel van de huid verdicht werken looistoffen bloedstelpend, pijn- en jeuk verlichtend, lokaal verdovend, en in zekere mate antiseptisch en desinfecterend. Ze worden toegepast als mond- en gorgelwater, in zitbaden bij aambeien of inwendig bij diarree.
Planten die looistoffen bevatten zijn de theeplant (Camellia sinensis), de eik (Quercus spp.) en blauwe bosbessen (Vaccinium myrtillus).
Terpenen zijn vluchtige stoffen die de geur en smaak van planten bepalen. Ze zijn de belangrijkste component van etherische olien. Deze bestaan voor ca. 90% uit terpenen en terpeenverbindingen. Daarnaast bestaan deze uit fenolen en fenylpropaanderivaten.
De informatie die ik op mijn website publiek maak, wordt met de grootste zorgvuldigheid samengesteld. Ik ben echter geen arts dus wanneer je mijn recepten uitprobeert, doe je dat op eigen verantwoordelijkheid. De huismiddelen en recepten die ik beschrijf vervangen ook geen bezoek bij een arts. Bij lichamelijke klachten is vakkundige raad bij een arts of apotheker aan te raden. Dit geldt vooral voor zwangere vrouwen, kinderen, ouderen en mensen die medicijnen gebruiken.
Ik geef geen medisch advies over het gebruik van kruiden bij specifieke klachten of ziektes.